Het voordeel alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig wordt berekend op basis van de formule:
"(Cataloguswaarde x degressiviteitscoëfficiënt) x 6/7 x CO2-percentage".
Het CO2-percentage wordt bepaald door de CO2-uitstoot te vergelijken met een referentie CO2-uitstoot, die jaarlijks wordt gepubliceerd. Het basispercentage is 5,5 % voor deze referentie CO2-uitstoot.
Voor 2023 bedraagt de referentie CO2-uitstoot:
- 67 gr/km voor een dieselwagen
- 82 gr/km voor een benzine-, LPG- of wagen op aardgas
Voor 2022 bedroeg de referentie CO2-uitstoot:
- 75 gr/km voor een dieselwagen
- 91 gr/km voor een benzine-, LPG- of wagen op aardgas
Bij een hogere CO2-uitstoot, stijgt het percentage met 0,1 % per CO2 gram. Bij een lagere CO2-uitstoot, daalt het percentage met 0,1 % per CO2 gram.
Het CO2-percentage bedraagt evenwel minimum 4 % en maximum 18 %.
Het voordeel alle aard is onderworpen aan een minimum bedrag.
Voor inkomstenjaar 2023 is dat minimum 1.540 EUR.
Kilometervergoeding
Werkgevers kunnen de forfaitaire kilometervergoeding gebruiken voor de terugbetaling van kosten aan werknemers die met de eigen wagen professionele verplaatsingen maken.
op jaarbasis:
01/07/2024 tem 30/06/2025: 0,4415 EUR/km
01/07/2023 tem 30/06/2024: 0,4280 EUR/km
Werkgevers die opteren voor de toepassing van het forfaitair systeem op jaarbasis moeten zich daar aan houden voor de volledige periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025. Zij kunnen tijdens die periode niet omschakelen naar het forfaitaire kwartaalsysteem. Een eventuele omschakeling naar het forfaitaire systeem op kwartaalbasis voor degenen die het forfait op jaarbasis gebruiken gedurende het 3de kwartaal 2024 kan ten vroegste vanaf 1 juli 2025.
Vennootschapsbijdrage 2023
De vennootschapsbijdrage voor 2023 is gebaseerd op het balanstotaal van de vennootschap in het voorlaatste afgesloten boekjaar:
- als het balanstotaal < 825.750,09 EUR, is de bijdrage 384,44 EUR;
- als het balanstotaal > 825.750,09 EUR, is de bijdrage 960,26 EUR;
en is te betalen vóór 31 december (in plaats van 1 juli).
Vrijstelling
- voor starter-BV's tijdens hun eerste drie boekjaren
- niet-actieve vennootschap (via attest controleur vennootschapsbelasting)
- in vereffening (via publicatie in Belgisch Staatsblad)
- faillissement (via vonnis Ondernemingsrechtbank)
Indexeringscoëfficiënt kadastraal inkomen 2022
Door het uitblijven van een algemene perequatie sinds 1975, is men op zoek gegaan naar een andere manier om het kadastraal inkomen toch jaarlijks aan te passen. Sinds 1991 wordt het kadastraal inkomen geïndexeerd.
Het kadastraal inkomen wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de indexatiecoëfficiënt van dat jaar. De coëfficiënt wordt berekend door de indexcijfers van de consumptieprijzen van het jaar dat het aanslagjaar vooraf gaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van 1988 en 1989.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2023 is 2,0915.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2022 was 1,9084.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2021 was 1,8630.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2020 was 1,8492.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2019 was 1,8230.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2018 was 1,7863.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2017 was 1,7491.
De indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar/inkomstenjaar 2016 was 1,7153.
De indexeringscoëfficiënt wordt gebruikt voor de berekening van de onroerende voorheffing en van het voordeel alle aard voor gratis bewoning.
Na toepassing van de indexatie wordt het bekomen bedrag afgerond tot op de euro.
Revalorisatiecoëfficiënt van de kadastrale inkomens aj. 2023
Voor aanslagjaar 2024 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 5,37.
Voor aanslagjaar 2023 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,86.
Voor aanslagjaar 2022 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,63.
Voor aanslagjaar 2021 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,60.
Voor aanslagjaar 2020 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,57.
Voor aanslagjaar 2019 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,47.
Voor aanslagjaar 2018 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,39.
Voor aanslagjaar 2017 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,31.
Voor aanslagjaar 2016 bedroeg de revalorisatiecoëfficiënt 4,23.
Het kostenforfait voor huurinkomsten (art. 13 WIB 92) mag dus in 2023 niet hoger zijn dan: KI × 5,37 × 2/3.
De huurinkomsten van bedrijfsleiders in 2023 worden geherkwalificeerd in beroepsinkomsten als ze meer bedragen dan: KI × 5,37 van het verhuurde deel × 5/3 (art. 32 laatste lid 3° WIB 92).
Cyberscan
Benieuwd naar het cyberrisico van uw onderneming?
Doe de cyberscan van de FOD Economie en neem kennis van de cyberbeiligingsgids om u nog beter te beschermen tegen cyberaanvallen.
Kijk ook na of uw bedrijf kan genieten van een steunmaatregel op https://economie.fgov.be/nl/cyberscan/steunmaatregelen.
Wat is de fictieve debetrente voor een debet rekening-courant?
inkomstenjaar 2023 = 5,43 %
inkomstenjaar 2022 = 7,14 %
inkomstenjaar 2021 = 6,48 %
inkomstenjaar 2020 = 10,20 %
inkomstenjaar 2019 = 8,78 %
Wat is de referentierentevoet voor een credit rekening-courant? door NBB bekendgemaakte MFI-rentevoet voor leningen van minder dan 1.000.000 EUR met variabel tarief en initiële rentebepaling tot één jaar aan niet-financiële instellingen (zie onderstaande link, tweede lijn)
De FedNot heeft een online tool ontwikkeld dat alle gecoördineerde statuten van de vennootschappen zal bevatten. De Statutendatabank bewaart alle versies van de statuten die voortvloeien uit in België verleden notariële akten. Het grote voordeel is dat je niet meer naar de griffie van de ondernemingsrechtbank moet om de statuten van een vennootschap te bekijken. De raadpleging van de Statutendatabank is gratis.
Het is bovendien mogelijk om op verzoek gewaarmerkte elektronische kopieën op te vragen, die geauthentiseerd zijn door de FedNot. De statuten die voor 1 mei 2019 werden opgemaakt, zijn nog steeds beschikbaar op de griffie van de ondernemingsrechtbank waar de vennootschap zetelt.
Nog vrijstelling voor de meerwaarde bij de inbreng van aandelen vóór 1 januari 2017?
Een aangekondigde fiscale maatregel in de begroting 2017 is het belasten van de interne meerwaarden op aandelen. Bij inbrengen vanaf 1 januari 2017 zal de inbrengmeerwaarde een belaste reserve vormen in de inbrenggenietende vennootschap. Bij latere uitkering zal daarop 30% roerende voorheffing verschuldigd zijn. Bij inbrengen vóór 1 januari 2017 geldt in principe nog de vrijstelling, maar zal de fiscus de verrichting toetsen aan de algemene anti-misbruikregel (art.344 §1 WIB92).
Interne meerwaarden
Interne meerwaarden zijn meerwaarden die privé-aandeelhouders realiseren door hun aandelen in een exploitatievennootschap in te brengen in een holdingvennootschap (die ze ook controleren). Wanneer een dergelijke inbreng kadert in bv. de overdracht van een familiale onderneming of het aantrekken van nieuwe investeerders, gebeurt de verrichting in principe “binnen het normaal beheer van het privévermogen”. Dan is er op de interne meerwaarde geen personenbelasting verschuldigd. En de volledige waarde van de ingebrachte aandelen wordt gezien als gestort kapitaal, waardoor later in de holdingvennootschap die waarde belastingvrij kan uitgekeerd worden bij een kapitaalvermindering of vereffening.
De transacties die buiten het “normaal beheer van het privévermogen” vallen worden onder de huidige regelgeving wel belast.
Maar let op met de algemene anti-misbruikregel. Zie bv. Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken, jaarverslag 2012, p. 40: In toepassing van de “step by step doctrine” zou a) de inbreng van de aandelen NV A in de NV C (“step up” van 20.000.000 EUR) gevolgd door b) een opstroom van liquide middelen van NV A naar NV C zonder dat met deze middelen enige investering is gebeurd en c) een kapitaalvermindering bij NV C of vereffening van NV C, als een eenheid van handelen kunnen worden beschouwd en geherdefinieerd worden in een rechtstreekse dividenduitkering vanuit NV A naar de natuurlijke personen!
Interne meerwaarde wordt belaste reserve
De interne meerwaarde die wordt gerealiseerd door de inbreng van aandelen in een eigen holdingvennootschap (de waarde van de ingebrachte aandelen boven hun aanschaffingswaarde) wordt vanaf 1 januari 2017 fiscaaltechnisch gezien beschouwd als een “belaste reserve” en niet meer als “fiscaal gestort kapitaal”. Dit heeft tot gevolg dat bij een latere kapitaalvermindering (of bij vereffening) het nieuwe tarief van 30% roerende voorheffing zal verschuldigd zijn op de uitkering van deze reserve. Enkel de aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen zal bij de holdingvennootschap als gestort kapitaal worden beschouwd en zal later bij een kapitaalvermindering (of bij vereffening) belastingvrij kunnen worden uitgekeerd.
Nu nog vrijstelling voor de meerwaarde bij de inbreng van aandelen
Deze en andere fiscale maatregelen moeten nog gestemd worden in het parlement. Wijzigingen zijn nog altijd mogelijk. Maar het zal nu snel gaan. Wie nog aandelen wil inbrengen onder de huidige regelgeving, moet zich haasten.
Model jaarrekening
De Nationale Bank van België publiceerde haar nieuwe versie van de gestandaardiseerde formulieren voor de neerlegging door ondernemingen van de "jaarrekening en andere overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen neer te leggen documenten". Deze nieuwe modellen worden van kracht voor boekjaren die een aanvang nemen na 31 december 2015.
Reorganisatie van de diensten van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit
Binnen de FOD Financiën heeft de Algemene Administratie van de Fiscaliteit (AAFisc) zijn diensten hervormd. De AAFisc is vanaf 1 juli 2016 een doelgroepgerichte in plaats van een materiegerichte organisatie. De 3 administraties Particulieren, Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Grote Ondernemingen zijn nu volledig operationeel nadat de afdelingen beheer en dienstverlening werden opgericht.
Dat was de laatste stap van de hervorming na de oprichting van het Nationaal Centrum Opsporingen op 1 januari 2015, van de centra Grote Ondernemingen op 1 juli 2015 en de oprichting van de afdelingen controle en expertise van de Centra ‘Particulieren’ en ‘Kleine en Middelgrote Ondernemingen’, het Polyvalent Centrum Eupen en het Centrum Buitenland op 1 januari 2016.
Vanaf nu zal voor elke belastingplichtige maar 1 kantoor bevoegd zijn voor het beheer van alle types belastingen:
- Als particulier kunt u terecht bij een team beheer Particulieren.
- Als zelfstandige of KMO kunt uw voor uw personenbelasting of vennootschapsbelasting en btw bij hetzelfde kantoor terecht.
- Voor de grote ondernemingen is er één centraal contactpunt met de afdeling sectorcoördinatie.
In welke dienst wordt uw dossier beheerd?
Centra Particulieren
De 13 Centra ‘Particulieren’ behandelen de dossiers personenbelasting van burgers die inwoner zijn van België. Dat zijn bijvoorbeeld:
- loontrekkenden
- gepensioneerden
- bedrijfsleiders
- natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben zonder actieve btw- of rsz-werkgever-hoedanigheid
- natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben en een actieve rsz-werkgever-hoedanigheid enkel voor huispersoneel (activiteitscode NACEBEL 97000 ‘Huispersoneel’)
Centra Kleine en Middelgrote Ondernemingen
De 14 Centra ‘Kleine en Middelgrote Ondernemingen’ behandelen de dossiers van:
- natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben met een actieve btw- of rsz-werkgever-hoedanigheid (behalve activiteitscode NACEBEL 97000 ‘Huispersoneel’)
- rechtspersonen (behalve als zij voldoen aan de criteria van GO)
verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid (behalve als zij voldoen aan de criteria van GO)
- btw-eenheden die geen grote ondernemingen zijn
Centra Grote Ondernemingen
De 8 Centra ‘Grote Ondernemingen’ behandelen de dossiers van ondernemingen die als een grote onderneming beschouwd worden op basis van een aantal criteria over:
- de omvang van de vennootschap of rechtspersoon
- specifieke activiteitensectoren
- groepen van ondernemingen
Meer details vindt u in de lijst met criteria voor de doelgroepbepaling.
De 'gewone' investeringsaftrek voor kleine vennootschappen bedraagt 8 % en is onderworpen aan volgende voorwaarden:
• de investering in de vaste activa moet rechtstreeks verband houden met de bestaande of geplande economische werkzaamheden die de vennootschap werkelijk uitoefent;
• activa die uitgesloten zijn van de notionele intrestaftrek zijn ook hier uitgesloten;
• als men kiest voor de investeringsaftrek heeft men voor datzelfde boekjaar geen recht op de notionele intrestaftrek;
• bij geen of onvoldoende winst is de overdracht van het saldo enkel mogelijk naar het eerstvolgende boekjaar.
Eind 2015 werd de richtlijn 2013/34/EU omgezet in de Belgische wetgeving. Concreet gaat het over:
- Invoering “microvennootschap”
- Verhoging “drempelwaarden” voor de grootte van de onderneming
- Wijziging aan de “modellen” van jaarrekening en de “tarieven” voor neerlegging